De wortels van acupunctuur als geneeswijze liggen in China.
Ongeveer 5000 jaar geleden ontdekten Chinezen dat als je leefde naar de wetten van de natuur, je langer en vooral gezonder kon leven.
Een uitgangspunt van de acupunctuur is dat iedereen die leeft, ´levenskracht´ bezit.
Deze levenskracht wordt ook wel Qi genoemd.
Qi zorgt ervoor dat het lichaam functioneert en zich kan aanpassen aan de wetten en cycli van de natuur.
Deze levenskracht, Qi, kan beïnvloed worden door aanraking van speciale punten op het lichaam.
Dit zijn de zogenaamde acupunctuurpunten. Aanvankelijk waren deze acupunctuurpunten praktisch en symptomatisch, en werden deze vooral mondeling overgedragen.
Na verloop van tijd ontdekte men dat er wetmatigheden bleken te bestaan tussen de verschillende punten. Er werd een duidelijke theorie aan deze punten gekoppeld.
Deze theorie gaat er vanuit dat er een systeem bestaat van het stromen van Qi tussen de verschillende punten.
Dit systeem noemt men het meridianensysteem en bestaat uit 12 delen.
Elke meridiaan heeft een koppeling met een bekend orgaan, met zintuigen, met gevoelens enzovoort.
Er bestaan verschillende technieken om deze acupunctuurpunten, en daarmee de levenskracht (de qi), te beïnvloeden.
Je kunt gebruik maken van naaldjes (hele dunne die niet te vergelijken zijn met de dikke injectienaalden uit het ziekenhuis) die de levenskracht(de qi) weer laten stromen.
Andere technieken maken gebruik van massage van de punten of het lokaal verwarmen van de punten.